Zondagse Zandtekeningen


Traditionele Zand - tekeningen worden getekend 

met of in zand in ...


Azië : Kolams in Zuid – India

Elke morgen strooien Tamilvrouwen mooie zandtekeningen voor de ingang van hun huizen. Daarbij bidden ze om voorspoed, vreugde, gezondheid en vriendschap. De Kolam betekent welkom aan bezoekers, vrienden, huwelijksgasten, het pasgeboren kind, de Engel van het goede. Met deze figuur vraagt de Tamilvrouw bescherming tegen ongewenste gasten, dieven en het kwaad. En ook dat de bewoners zelf goed en zuiver zouden zijn.

Oorspronkelijk werd de Kolam gestrooid met rijst of rijstpoeder, als offer aan de Engel van de voorspoed en als dank aan de Natuur (miertjes, vogels, …). Nu gebruikt men kalkpoeder, zand en kleurige aarde of andere materialen.

Hieronder tonen we slechts één motief uit de duizenden, namelijk de schildknoop met zijn uitbreidingen. 


 Meisjes leren het ritueel van hun (groot-)moeders, het is een belangrijk deel van hun opvoeding. Hun vaardigheid om mooie Kolams te tekenen wordt beschouwd als een bewijs van schoonheid, ordelijkheid, discipline en concentratie.

Ook priesters strooien deze figuren in hun tempels, om de goden te behagen.

Deze kunstvorm is wellicht reeds 5000 jaar oud, de Vedas vermeldden het reeds! In andere streken van India heten deze grondtekeningen Alpana, Aripana, Chowkpurna, Mandana, Muggulu, Rangoli,…


 Eerst wordt een (symmetrisch) patroon van puntjes aangebracht.

Een lijn wordt gestrooid door tussen deze puntjes door te bewegen. De lijn danst a.h.w. tussen de puntjes door, er op een bepaalde manier omheen draaiend.

Kinderen tekenen graag en vlot kolams, heb ik ondervonden, ook op school. Daarom heb ik ooit een "Les Kolam Tekenen" samengesteld. Daarin kan stap voor stap, van simpel naar complex, puntenroosters ingetekend worden; of je kan leren een dergelijk rooster met steentjes te leggen, om vervolgens met zand het één-lijns-patroon te strooien.

(op deze pagina is slechts één groep motieven afgebeeld, namelijk deze die ook door Dr. Weyns gebruikt werd).

Onderstaande tekening, een nog meer uitgebreide patroon, wordt door Hindoe-priesters/ monniken getekend: ook dit is één lijn, sluitend. Zonder voorbeeld, hulpmiddelen of trucjes, héél geconcentreerd, meditatief, ze zijn er vele uurtjes mee zoet!


De volgende foto is heel belangrijk:
je kan zien dat deze vrouw eerst het punten-rooster aanbrengt, hier cirkelvormig en met drie rijen;
vervolgens de lijn tussen de punten doorlopend strooit, volgens een bepaalde regel (een lopende 8);
en zo rond de cirkel voortbeweegt;
als ze ter hoogte van het begin komt zal de lijn zich tussen de vorige weven, en nog een ronde afleggen,
om ten slotte weer aan te komen bij het begin, en daar aan te sluiten bij het vertrek van deze tekening:
de cirkel sluit zich.
De levende traditie wordt hier nog volgens de oorspronkelijk regels uitgevoerd!


Hier volgt het totaalresultaat ... 

Zoek de cirkel waaraan de fiere moeder op de vorige foto aan het werken was...

En probeer het ook eens ?!

https://www.sahapedia.org/kolam-photo-documentation#lg=1&slide=7


 

De “SONA” traditie in Angola

De Tchokwe illustreren hun verhalen met tekeningen op de grond.

Eerst vegen de tekenexperten het zand zuiver en gelijkmatig.

Dan brengen deze “akwa kuta sona” met de vingertoppen een vierkanten - rooster van punten aan, een raster van puntjes die alle even ver van elkaar liggen, een coördinatie – systeem.

Tussen deze punten wordt volgens een bepaald logisch systeem (een geometrisch algoritme) een lijn in het zand getrokken.

Het patroon wordt langzaam en continu uitgevoerd, zonder aarzeling of onderbreking.





Ideaal is een mono-lineaire (éénlijnige) tekening, d.w.z. bestaande uit één enkele doorlopende gesloten lijn (ze kennen hiervoor een hele reeks constructieregels), een netwerk a.h.w. .

Het geheel vertoont ook steeds een symmetrie.

Deze Tchokwe – traditie is technisch verwant met de Tamil – traditie in Zuid Indië.

Alvast hier een tekst van Paulus Gerdes, en ook dit.

Nog enkele Afrikaanse voorbeelden volgen op het einde van deze pagina.


 

Malekula zandtekeningen in Oceanië


In het Seniang-district van zuidwest Malekula, een eiland in de Nieuwe Hebriden, stelde "het pad" een door de vrouwelijke beschermgeest in het zand getrokken figuur voor. De geest van iedere dode moest dezelfde reis naar het land der doden maken en deze reis hield een ontmoeting in met de bescherm geest die beschreven is door A. Bernard Deacon:

"De geesten van de doden trekken over een "weg" naar Wies, het land van de doden. Altijd zit er bij de steen een vrouwelijke (bescherm-)geest, genaamd Temes Savsap, en op de grond voor haar is de voltooide meetkundige figuur getekend die bekend staat als nahal, "het pad". De weg die de dode moet nemen ligt tussen de twee helften van deze figuur.

Als de dode aankomt veegt de beschermgeest haas tig één helft van de figuur uit, zodat de dode de weg niet kan vinden. Kent hij de figuur, dan voegt hij meteen de uitgewiste helft weer toe en loopt over het pad door het midden van de figuur. Maar kent hij hem niet, dan komt hij nooit in het rijk der doden.



De zandpatronen worden in één keer getrokken, zonder dat de vinger uit het zand wordt gehaald. Deze figuur werd ook als Keltisch/Ierse vlechtband getekend.


Het unieke van deze traditie wordt in de verf gezet door het feit dat ze erkend is als Wereld-erfgoed.  Een tekst met tekeningen in het Frans .

https://ich.unesco.org/en/RL/vanuatu-sand-drawings-00073

https://en.wikipedia.org/wiki/Sand_drawing

https://www.youtube.com/watch?v=nJociHoB-t8

https://www.researchgate.net/publication/230510569_Vanuatu_Sand_Drawing

Tibetaans-Boeddhistische traditie in Mongolië

In Boeddhistische tempels worden ook "knopen" getekend. Bijzonder is dat deze kunst nu vooral in Mongolië nog voortleeft, als "schutkring" rond de Yurt (tent) en op deuren. 

Op Mongoolse deuren wordt deze bescherming dus aangebracht, volgens een Tibetaans-Boeddhistische traditie. 

De volgende afbeelding sluit hierbij aan : verplaatsbare yurt-woningen worden volledig omgeven door meerdere gesloten vlechtbandmotieven, en als de  deur afgesloten wordt met een afrolbare wand, blijkt ook deze ermee "versierd" te zijn.

 

Keltische & Longobardische Vlechtbandkunst

Een patroon ontstaat door het plaatsen van één, twéé of meer rijen puntjes, waartussen diagonaal voortbewogen wordt. Als je aan een (buiten)grens komt, draai dan naar de aanliggende diagonaal (de boog in de golfbeweging).

Dat kan héél simpel beginnen, via een beetje ingewikkelder, tot bijzonder complex.

Enkele mooie heb ik hier afgebeeld, de rest vindt je in...

Een overzicht van mogelijke motieven.


 

Voor  enige cursussen/workshops heb ik ooit een soort begeleidingstekst geschreven die je kan downloaden. De digitale versie ben ik kwijt, daarom heb ik een kopie gemaakt van de getypte tekst. Haast-fouten en vorige "nieuwe spelling"- versies kan ik niet corrigeren, hopelijk storen ze je niet te fel.

Hoe ontwerp ik Keltische Vlechtbanden?


 

Hier nog enkele voorbeelden zoals deze in het Midden-Oosten (Egypte & Mesopotamië) ontstaan zijn, en zich over Afrika verspreid hebben, vooral via de volkskunst.


De Farao's pasten deze kunst toe, vooral rond 2000 v.C.


Totin de Hellenistische periode, de Romeinse bezetting en de Christelijk "Coptische" tijd bleef ook de bevolking deze tekeningen toepassen, zoals op textiel en in bijbelboeken:

Dit "Ethiopisch" handkruismotief wordt in bijvoorbeeld Nigeria op kledingstukken aangebracht.

Koptische kristenen stichtten de Ethiopische kerk, en brachten de vlechtbandkunst mee.

Doorheen Afrika verspreid worden heden nog veelvuldig vlechtbanden gemaakt, in de volkskunst.

http://www.mi.sanu.ac.rs/vismath/gerdbook/gerdcontents/contents.htm

http://www.mi.sanu.ac.rs/vismath/gerdbook/gerdbora/index.html#ge00a

In Amerika (vóór Columbus) kenden de Navaho-indianen hetzelfde  "Ethiopisch" kruismotief (hierboven midden), naast nog andere vlechtband-motieven. (In The good, the bad, ..." droeg de "goede" nog een indianen-poncho met dat motief.)



Deze "baskets" zijn geweven volgens, ook in wiskundig opzicht, heel merkwaardige ontwerpen: het zijn tessellaties of vlak-vullende betegelingen met gelijkvormige tegels (in dit geval onze "lopende 8", en een dubbele lopende 8), zonder dat ze elkaar overlappen, en zonder dat er lege ruimtes open blijven. Bovendien verloopt de tekening op een rolvorm of cilinder, zodat ze rondom sluitend is, en je ze oneindig kunt blijven volgen. Meesterlijk!

Een amulet (herken je de vierlus?), en enkele potstempels.

"Tangled threid" in Groot-Brittannië

(uit "Doolhoven en Labyrinten" van Janet Bord, Uitg.Landshoff 1976)

Labyrintmotieven werden op de drempel getekend om heksen en boze geesten te weren.

Eens was dit gebruik in Engeland wijd verbreid. In Schotland werden de traditionele motieven met pijp aarde op de drempels en de vloer van koeienstallen, melkerijen en huizen getekend. De naam van deze motieven was “tangled threid” (=verward draad) en het doel ervan blijkt uit het versje:

Tangled threid and rowan seed           Verward draad en lijsterbeszaad

Gar the witches lowse their speed.     Doen de heksen hun snelheid verliezen.

In 1936 heeft de Schotse boerinnenbond enkele van deze tekeningen gepubliceerd.

Omdat deze gebruiken nog het meest verwant zijn met onze Zondagse zandkrullenkunst beeld ik hier alles af wat er aan tekeningen erover bewaard is. Vele zijn getekend door boerinnen die zelf nog deze "doorstep-designs" gestrooid hebben!

Vóór 1935 heeft de Schotse "boerinnenbond" deze tekeningen verzameld bij haar leden: een stalmeid bijvoorbeeld, afkomstig uit een afgelegen dorpje, en met weinig of geen ervaring met een inktpen, heeft deze dan op papier gezet. Uiteraard ging dat niet zo vlotjes als het strooien. Hieronder een geïdealiseerde reconstructie van de gebruikte motieven...


Het (levens-)boom motief, dat Weyns bij de Kempische boerin afkomstig acht uit school-naaldwerk, lijkt mij, op deze manier krullend getekend, toch in de oeroude volkstraditie thuis te horen. Ook het voorkomen in de Schotse streken, die niet sterk beïnvloed zijn door Germaanse cultuurelementen, getuigt van een vroegere oorsprong. 



Eveneens de in kruisvorm gerangschikte dubbelspiralen plaatsen deze zandstrooi-lijnkunst buiten enige cultuur- of mode-stijl, laat staan ideologie, maar als van een nog universele oorsprong. 

En inderdaad komen in die streken dergelijke krulfiguren (zoals ook de lopende spiraal) voor op steengraveringen in rotsen en megalythische bouwwerken. 


New Grange

Een ruitenpatroon is nog geen vlechtband, zelfs als het rond een regelmatig puntenpatroon lijkt te bewegen: alleen als de lijn ononderbroken doorloopt, ook in de hoeken aansluit, zonder losse uiteinden, zodat je de lijn eindeloos kan blijven volgen (en de boze geesten er niet uit kunnen ontsnappen), mag je spreken van de zandstrooi-lijnkunst die we hier bespreken.

En dat blijkt wel degelijk zo te zijn op deze sluitsteen van de ingang van een megalithisch bouwwerk in New Grange, daterend van 3200 v.C.. Op deze foto heb ik de doorlopende lijn benadrukt, vergelijk het gerust met de talloze fotos die je er van kunt vinden op internet.

Threshold design Cumberland.pdf Threshold design Cumberland.pdf
Grootte : 501,818 Kb
Type : pdf
Flagstone Designs.pdf Flagstone Designs.pdf
Grootte : 846,979 Kb
Type : pdf


Deze reeks aan elkaar gevoegde spiralen kan bekeken worden als ontstaan uit de elders besproken Fermat- reeks (met richtings-omkeringen), maar heeft eigen bestaansrecht, want kwam als dusdanig ook al voor in rotsgraveringen en neolithische potversiering in pré-dynastiek Egypte en China. 

Hieronder zie je dan weer een figuur welke op een Kempische zandtekening (afwijkend van de niet-figuratieve kenmerken) afgebeeld werd met rankende vormen lijkend op die van de zij-spiraaltjes. Op deze manier getekend voeren we ze terug aansluitend bij de oorspronkelijke traditionele strooikunst.



Ook in Polen heeft de traditie van met wit zand vloeiende figuren als krullen, golven en lussen te strooien, bestaan, was bijna uitgestorven, en is opnieuw tot leven gebracht. 

https://lamusdworski.wordpress.com/2016/07/30/sand/


Rotstekening in de Alpen en elders

In Val Comenica gevonden: Rose Camuna (850 vC) (It., ook in GB., Port., Bask.)


Ook deze "Rosa Camuna" ontstaat door tussen een regelmatig puntenraster te bewegen volgens een wiskundige procedure. 

Precies dezelfde rotsgravering komt in Groot Brittannië voor als "swastika stone" van Ilkley, en in Portugal als "Yin-Yang Roos" te Gyfoes. 

(ik gun je het plezier om deze onderwerpen zelf op te zoeken, in boeken of op internet.)

Hier komen geen snijdingen in voor, maar als we deze lijn "gul" tekenen, gaat de lijn zichzelf wel raken, zodat de binnenruimte in afzonderlijke deelruimten uit elkaar valt. 

In de Haute Savois, dicht bij Val Comenica, zaagden de boeren deze "tussenruimten" uit hun houten schuurwanden, ter verlucht(ig)ing.

En "toevallig" kende Dr. Weyns ook dit motief...

Laten we de punten van die druppelvormen samenkomen in het midden van het geheel, dan bekomen we de Baskische "Lauburu" ...

 Waaruit nog maar eens blijkt dat oeroude vormen en symbolen wijdverspreid waren, en tot op heden overleven in de volkskunst...  Maar ook "gestolen" werden door meer aardse instellingen.

Zoals de "swastika" wereldwijd verspreid was (ook in Jeruzalem), lang vóór hij misbruikt werd door Hitler, de davidster niet alleen Joods was, het pentagram geen nationaal symbool,  onze vierlus lang vóór apple als ritueel symbool leefde. 

Dat deze vorm uit de beschreven wiskundige werkwijze ontstaat toont het motief op de vlag van Lombardije, naar een andere "Rosa Camuna" als rotsgravure in hun landstreek.


Een mogelijke oorsprong van de Lijnkunst

Ook in de "allignements" in Bretagne, lange evenwijdige rijen opstaande stenen, werd er in lange slierten mensen gedanst, als een rituele handeling. Iemand moet dit gechoreografeerd hebben. Wellicht een ingewijde, een geestelijke leider, zoals de druïde bij de Kelten. De Megalithische cultuur was veel ouder nog. Die dansers tussen de stenen lieten een pad na op de bodem, die misschien wel een vlechtbandmotief beschreef. 

We weten dat, veel later, de Hellenistische geometrie-beoefenaars hun tekeningen in het zand uitvoerden, eerst nog zonder liniaal of passer, gewoon vanuit de losse hand; en zonder getallen of maten. Ook zij hadden hun kennis verworven in voor ons duistere mysterie-scholen in Egypte, Mesopotamië en Indus. Ook waren ze vol lof over de Keltische DruÎden en hun Germaanse collega's. En beweren ze dat de Griekse "goden" hun wijsheid vergaarden in Hibernische en Hyperborese inwijdingscentra. Deze stammen nog uit de tijd van de Megalithische cultuur. 

Mogelijks stamt dus de hier besproken "lijnkunst" uit dat verre verleden. (Maar dit is slechts een gissing van mij) En verliep de voortzetting ervan in twee sporen. Toen Caesar de Druïden-elite uitroeide, hebben overlevenden zich tussen het "gewone volk" verborgen, en daar hun kennis doorgegeven. Gewone volksmensen hebben die kennis (kruidengeneeskunst, landbouw, metaalbewerking, werktuigen, èn lijnkunst) verder gezet. Anderzijds is vele mysterie-kennis in het verborgene (buiten de Romeinse invloedsfeer) beoefend gebleven, tot deze, vanaf onze jaartelling, opgeheven werden. De toepassing van o.a. de vlechtbandkunst mocht vanaf dan openbaar gebeuren. We zien ze plots, vanaf de 6°- 7° eeuw, tevoorschijn komen bij de Longobardische steenhouwers en Ierse zonnekruisen en boekversieringen. Als "Ars lineandi". Leonardo Da Vinci en Albrecht Dürer hebben ze nog beoefend. 


Nog een spoor naar een mogelijke oorsprong van deze kunst ...

In zijn derde boek  (paragraaf 9.8) veronderstelt P. Gerdes dat er een "verborgen" traditie bestaan heeft waarbinnen deze "doorlopende lijnkunst" zich ontwikkeld heeft.

Slechts weinig scarabeeën uit het oude Oude Egypte vertonen geometrische figuren die uit doorlopende lijnen bestaan, lijkend op  de Sona-patronen. Toch verschenen ze gedurende honderden jaren op scarabeeën (kleiner dan 2 cm), het graveren daarvan is niet eenvoudig, zonder een voorbeeld ter beschikking te hebben.

We hebben kunnen zien dat de Tchokwe-patronen in het zand veel rijker en verscheidener zijn, dan die welke op textiel en hout toegepast werden, laten veronderstellen. En dat de "specialisten" elders in de leer gingen, en slechts een beperkt aantal "eenvoudige" patronen aanleerden aan de andere stamleden. Diepere kennis werd, net als bij de Malekula-tekenaars, angstvallig geheim gehouden.

Allicht is het mogelijk dat in het oude Egypte een gelijkaardig proces heeft plaatsgevonden: dat er buiten de context van de versiering van scarabeeën een afzonderlijke traditie bestond waarin de betreffende geometrische regels geleerd werden.


Sprookjesverhalen spelen zich af in de toenmalige maatschappelijke werkelijkheid, vaak gaat een jongeling de wereld in om in de leer te gaan bij een meester, opname in het ambacht vereiste geheimhouding van het geleerde, zoals bijvoorbeeld in de "bouwhutten". 

Het verschijnen van een complexe figuur op steen in Gobekli Tepe (9000 v.C.), in Lepinski Vir (5000 v.C.), in New Grange (3200 v.C.) , op een kleitablet in Ur (3000 v.C.), in Lagash (2358 v.C.), in de Indus-vallei (2600 v.C.), op de scarabeeën (2000 v.C.), in China (1400 v.C.) : al deze voorbeelden versterken de veronderstelling van Paulus Gerdes dat er een verborgen "school" moet bestaan hebben waarin deze traditie zich ontwikkelde. De complexiteit van de eerst "verschenen" tekeningen wijst erop dat deze kunst bovendien toen al ver ontwikkeld was, en dus waarschijnlijk al veel langer bestond. 

Dat heden nog dergelijke virtuose (noemt Gerdes ze zo) ontwerpen geproduceerd worden bij in onze ogen weinig ontwikkelde volksgemeenschappen wereldwijd ( ...), en zelfs in ons o zo moderne Westen tot voor kort op verscheidene plaatsen (onze boerinnenkunst, ook in Schotland en Polen) nog een weliswaar vereenvoudigde traditie bestond, laat ons vermoeden dat deze lijnkunst ook werkelijk wereldwijd verspreid was in die préhistorische tijden, dat ze a.h.w. universeel was.

Vanaf het derde millenium (duizend jaren) vóór onze jaartelling verschijnen er vlechtbanden, aan de Euphraat en de Nijl, brede stroken in plaats van lijnen, die over en onder weven, maar die overigens volgens dezelfde regels als de lijnkunst verlopen. De pure lijnkunst blijft als aparte ontwikkelingslijn bestaan. De vlechtbandkunst verspreidt zich meer in het openbaar in de "beschaafde" culturen in Egypte, Griekenland en Rome. Ook in de Germaanse wereld blijkt ze te bestaan, vooral na het begin van onze jaartelling. Toen Ierse zendelingen in Noord Italië gingen samenwerken met Longobardische kende de vlechtbandkunst een uitbundige verspreiding, van Ierland tot in de Balkan.

Ondertussen ontstonden in het klassieke Griekenland de eerste stappen naar een "wetenschappelijke" geometrie, los van onze gebogen lijnkunst. Hun nu overwegend rechte lijnen tekenden ze aanvankelijk ook in het losse zand, langs een gestrekte koord, met vervolgens op vaste afstanden knopen, om te kunnen meten en tellen. De echte geometrie is natuurlijk veel complexer dan hoe ik het hier beschrijf, maar wijkt in abstract redeneren ver weg van de "gewone" lijn- en vlechtbandkunst, en valt verder buiten het gegeven van dit werk. Het (b)lijkt de aanvang te zijn van een nieuw bewustzijn.



Vlechten is ontstaan in de Prehistorie


Onderzoekers beschouwen de vlechtband-tekeningen in het Oude Mesopotamië als voorbeelden van hoe deze kunst kan geïnspireerd zijn door het rietvlechten.

Een afdruk in een baksteen die te drogen gelegd werd op een rieten mat toont dat deze vlechtwijze al in 3500 v.Chr. toegepast werd. Volksstammen die nog leven zoals in de Steentijd vlochten dergelijke deurmatten.
In de tekening herkennen we duidelijk het recht op elkaar en het over-onder-over-onder weven van de banden. Tijdens de uitvoering van dit werk is dat echter niet gemakkelijk. Tenzij je eerst het hele verloop tekent, in zand bijvoorbeeld. En daarin het regelmatig over-onder weven benadrukt. Met dit als voorbeeld kan je dan het werkelijke weven juist uitvoeren.


Paulus Gerdes was ervan overtuigd dat op deze manier het nabootsen van vlecht-band-patronen in zand ontstaan is. En dan zelf als afzonderlijke kunst toegepast werd, los van het concrete vlechtwerk, als lijn in plaats van band. Dit tekenen in zand is zelfs vrijer dan het echte vlechten, en kon zich daardoor verder ontwikkelen, tot meer complexe vormen. Eén-lijnigheid en gesloten lijn werd ergens in dit proces belangrijk. Het over-onder vlechten werd bijkomstig. Ervaren tekenaars leerden de werkwijze aan geschikte leerlingen. Er ontstond een traditie die generaties doorgegeven werd.

Niet alleen in de buurt van de Eufraat trouwens, uit archeologische vondsten is de vlecht- en weefkunst op vele plaatsen ter wereld op verschillende tijden ontstaan.
Hoe is het vlechten ontstaan?
In Banyoles (nu Spanje) hebben Neanderthalers al touw gedraaid 5.500 jaren geleden. In Catalhöyük (nu Turkije) heeft men sporen van geweven hennep gevonden, vervaardigd in 7.000 v.C.. In (nu) Zuid Amerika kon de plaatselijke bevolking meer dan 10.000 jaren geleden al netten en textiel weven. Ook in Santa Maira (Spanje) vlochten ze toen al manden en touwen. Textiel werd 28.000 geleden geweven in Dani Vestinoc.

Vlasvezels draaiden grotbewoners in de Abri du Maras (Frankrijk), en ook Neanderthalers lieten er sporen van touw achter, 50.000 jaren oud. Dat zijn allemaal organische materialen, heel vergankelijk. Met moderne middelen vindt men steeds oudere sporen terug. De naam "Steentijd" verhult dat men toen met plantenmateriaal en veel grotere productie verwezenlijkte dan met steen alleen.

 

Graveringen in steen en okertekeningen op rotsen bleven beter bewaard, en tonen ons dat de oermens al veel langer bezig was met vlechtpatronen, evenwijdige lijnen, rechthoekige kruisingen, en andere "pré-geometrische" vormtekeningen. Zoals 50.000 jaren geleden in Lascaut en La Ferrassie (Frankrijk), en de Khoe-San graveringen in Blombos (Zuid Afrika) 75.000 terug. Daar heeft men zelfs al kruisarceringen in steen gekrast, groepen evenwijdige lijnen die loodrecht doorkruist werden met en andere groep evenwijdige lijnen, tot ruitvormige patronen. En mooi ingepast in een rechthoekige rotsflank.

Op een Egyptische vaas van 5.000 v.C. is een horizontaal en een verticaal weeftgetouw  afgebeeld. 

Het rechtse beeld toont hoe Maori's op eenzelfde manier als de deurmatten vlochten. 

In het Amazone-gebied tekende een sjamaan meer dan 10.000 jaren geleden bovenstaand motief met oker tegen een rotswand. 

Vorige eeuw tekende een Rus hoe je een visnet vlecht. Trekt fel op elkaar ...

Die belangstelling voor evenwijdige lijnen stamt van nog veel verder terug. Om een hoop takken of twijgen naar het kamp te brengen bundelde de oermens deze door ze naast elkaar te stapelen, zodat ze makkelijker omarmd konden worden. Als je dat omarmen nabootste door een soepele twijg er omheen te draaien en vast te maken, ontdekte je hoe een knoop maken. Trouwens: als je de twijg aanspande, merkte je op dat deze zich als vanzelf recht op de bundel zette. Zo kan het gegaan zijn, gespreid over enkele miljoenen jaren. Nu eens een chinees, dan een Maori, een Hottentot of (s)iberiër, patagoniër of Australiër (geen hoofdletters, want toen heetten die zo nog niet).

Eigenlijk was dat proces al begonnen toen de mens zich, zo'n 4 miljoen jaren geleden, begon op te richten, zodat zijn voorpoten handen werden, waarmee hij leerde handelen, zijn omgeving behandelen. Rechtopstaand herkende zij dat bomen ook recht omlaag naar (het midden van) de aarde groeiden, en zich tegelijkertijd verheven naar de zon omhoog. Samen met alle plantenstengels waren ze het antwoord van de aarde op de zonnestralen die vanuit de hoogte naar onder stroomden ...
Recht sta je vaster op de bodem dan schuin, en kijk je meer uit over de omgeving en naar de lucht. De oermens beleefde dit als een religieuze ervaring. Opgericht trad je in wisselwerking tussen moederaarde en goddelijke Zon. (veel later richtte de Megalithische mens reuzestenen rechtop wegens eenzelfde beleving)
Kop omhoog, handen en blik naar de omgeving (horizon-taal), voeten op de grond, dat werd de "grondhouding" van de mens. (in latere sprookjes bracht een zonnevogel het geestelijk mensenwezen beneden naar zijn fysieke lichaamsvrucht, vanaf de geboorte richtten beide verenigde wezensaspecten zich belevend en handelend op die aarde-zonneruimte).

Met je vrij gekomen handen hang je een aantal soepele stengels te drogen over een tak, en merk dat deze naar beneden hangen, allemaal langs elkaar, evenwijdig. Om ze samen te voegen rangschik je er horizontaal een stengel langsheen, afwisselend onder en over, zodat deze geklemd zit en niet afvalt. En nog een, nog een, evenwijdig met de vorige.

Je hebt zojuist het weefgetouw uitgevonden. En het textiel weven. Dat was, in de ogen van je medemensen, een magische handeling, de schepping van een aardse omhulling en bescherming voor het lichaam. Godinnen van het lot weven je levensloop, tijdens je aardebestaan, en naar een volgend leven.
Op deze manier, en op nog talloze andere, merkte de mens dat evenwijdige en rechthoekig geschikte materialen beter behandelbaar werden dan chaotische. In de loop van honderden generaties werden deze eigenschappen steeds inzichtelijker verwezenlijkt, en ontstonden als begrepen eigenschappen. Die in andere omstandigheden voordelig konden toegepast worden, zelfs zomaar voor het plezier, als kunst. Weven en vlechten werd steeds ambachtelijker, complexer, doordacht.
Kennis van plaatselijk beschikbare planten, vezelstructuren van stengels en boombast, wanneer deze te oogsten en hoe te bewerken, al deze opeenvolgende handelingen werden georganiseerd, en doorgegeven aan volgende generaties. Dat proces heeft miljoenen jaren geduurd, zodat reeds vòòr dat de mens overging tot boeren en huisdieren houden een alomtegenwoordige textiel en mandenvlechterij ontwikkeld was.
En gelijktijdig, parallel daaraan heeft zich, als abstractie en ontspanning, het vlechtbanden en lijnvormig vormtekenen daaruit en daarnaast ontwikkeld.


De oudste vlechtbandmotieven zijn in het Tweestromenland ontstaan.

Dit is de aller- oudste vlechtband-tekening tot nu toe gevonden: In Gobekli Tepe (een hoogvlakte in het huidige Turkije, van waaruit het water voor de Eufraat ontspringt. Volgens de archeologen een soort tempel, gebouwd vanaf tienduizend vóór onze jaartelling.

De bovenstaande afbeelding is een "reconstructie" van de minder geslaagde "krassing" in steen, waarschijnlijk uitgevoerd door een leerling die nog niet afgestudeerd was.  Vermoedelijk was het leren tekenen van vlechtbanden onderdeel van de opleiding in zgn. "mysteriescholen", waarvan we weten dat het openbaar maken van de verworven kennis niet toegelaten was. 

Links : in Cogha Mish (aan een zijrivier van de Tigris) rond 3400 v.C.

Rond 2358 v.C. graveerde een "administratief medewerker" deze (rechtse) stempel in een kleitablet. Zonder de puntjes, die heb ik eerst zelf opgebouwd, om het motief te kunnen natekenen.  Het moet voor die persoon niet gemakkelijk geweest zijn om het motief zo klein (enkele centimeters) met een stiftje in een bol zachte klei aan te brengen, ook al kende hij het verloop van de lijn blijkbaar wel, waarschijnlijk als zandtekening. Daarom allicht kwamen enkele onduidelijkheden en foutjes te voorschijn. Flinders Petrie (Decorative Patterns of the Ancient World)hield een andere interpretatie voor mogelijk.   https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Seal_Lugalanda_Louvre_AO13219.jpg


Slangensymboliek verstrengelt zich met weefsymboliek

Groepen slangen kronkelen in het voorjaar uit hun ondergrondse schuilplaatsen, dikwijls door overstromend water verdreven. De mens beleefde hen als herboren, terugkerend uit de levensbron, als boodschappers van de aardegodin. Haar oude huid afwerpen en als hernieuwd verschijnen, dat was indruk wekkend, magisch. soms ligt er eentje opgerold, kop tegen staart, het cyclische van de levensprocessen verbeeldend (Ouroborus, de staarteter), de eeuwige, gesloten kringloop. ln het najaar dalen ze weer af in de onderwereld. Deze heen- en weerreis, evenals het langsheen een boomstam opstijgen en afdalen, drukt zich uit in het caduceus-teken, behorend bij Ningishzida, de Summerische slangengodin (3500 v.Chr.). 

 

ln het Gilgamesj-epos (2600 v.Chr.) en in het Genesis-verhaal was de slang nog een heilig wezen, dat de wisselwerking tussen boven en onder bewerkstelligde, de kennis van (de wisselwerking tussen) goed en kwaad verschafte. Later werd ze gepolariseerd (nog slechts één pool werd benadrukt), gedemoniseerd ...Het over- en onder-weven van een draad tussen evenwijdig hangende plantenstengels door, van links naar rechts en terug, bij elke hoek omkerend en erboven weer terugkerend, die beweging deed de mens tijdens het weven denken aan de manieren van een slang. 

 

     
ln Mesopotamië beelden mensen slangen af die een vlechtband vormen.

Archeologen ontdekten dat de T-vormige pilaren in Göbekli Tepe, die overdekt zijn met dierlijke beelden (zoals totempalen), vaak slangenafbeeldingen vertonen. Een pilaar toon een waar slangentapijt, een netwerk van verweven slangen. Boven en onderkant van het slangennet lopen uit op ( elders in de tempel ook veelvuldig afgebeelde) slangenkoppen.         

Als je ze als draaglussen loskoppelt van het weefraam krijg je bijgaand vlechtmotief; knip je ze gewoon los, dan blijven er kwastjes hangen zolas bij een tapijt; snij je ze er resoluut van af, dan bekom je een pure vlecht-tekening, zoals die ook al op rolzegels werden afgebeeld. 


Rond dezelfde tijd tekenden sjamanen op rotswanden in het Amazonegebied ook al slangen in de nabijheid van hangend net-vlechtwerk.


Maak een gratis website met Yola